Arjan Bos vol gas door de tweede etappe
De tweede etappe van de Dakar 2017 was op het lijf van Arjan Bos geschreven. Hij genoot met volle teugen van zijn ‘eerste echte Dakar-dag’, een proef van 274 kilometer in het noorden van Argentinië. “Lange halen, snelle paden en in de laatste 20, 30 kilometer kon de kraan helemaal open… Echt mijn ding.”
Het was niet een en al pret. Behalve de proeven die tellen voor de wedstrijd kent de Dakar Rally ook lange verbindingen over de weg naar de start van de special en van de finish naar het bivak. “Een dikke 400 kilometer over de weg knallen, om vijf uur ’s ochtends, is behoorlijk geestdodend”, merkte Bos.
En na die 400 kilometer begint het echte werk pas. Teammanager Henk Hellegers van het HT Rally Raid team had zijn rijders al gewaarschuwd voor de nodige verrassingen onderweg. Bij de rijdersbriefing waren de termen gaten, stof, modder en gevaar meermaals langs gekomen. Ook Arjan Bos had ‘momentjes’ en stond een paar keer dwars op een pad. Maar met de woorden van Hellegers in zijn achterhoofd koos hij er voor om regelmatig gas terug te nemen. In het stof van de andere rijders is een grote kuil of een modderpoel zo over het hoofd te zien. Bos zag een aantal collega-motorrijders in de fout gaan. “Ik heb netjes de wielen aan de onderkant gehouden.”
Een hele tray water
Bij de voor de motorrijders verplichte tankstop liep Bos tegen oververhitting aan. Niet zo raar, want op de pampa’s liep het kwik op tot boven de 40 graden. “Ik zag een vrachtwagen staan waar ze water uitdeelden. Daar heb ik een hele tray meegepakt. Eerst wat flesjes achterin mijn nek gegoten, daarna twee flesjes leeggedronken – niet meer, want zo’n grote plens in je maag is ook niet fijn – en mijn camelbag weer gevuld. Tussendoor heb ik ook nog wat gelletjes naar binnen gewerkt. Er stonden wat mensen raar te kijken en ze hebben me vast voor gek verklaard, maar je lichaam heeft de brandstof gewoon nodig.”
Aan de finish van de proef, die Bos met een 84ste tijd afsloot, zat de paprikakweker uit Bergschenhoek er wel redelijk doorheen. Het laatste stuk verbinding naar het bivak was door de geleverde inspanning en de hitte een marteling. “Zó heet. Het was of er met een hete föhn in mijn helm werd geblazen.” In het bivak wachtte een koude douche – meestal is dat geen goed nieuws, maar nu was die meer dan welkom. “De temperatuur mag van mij zakken. Zo tussen de 5 en de 10 graden, het liefst met een beetje miezer erbij.”